1. | | Stel open vragen: 'Als iemand iets vertelt over zijn genderidentiteit, vraag dan dingen als: wat betekent dat voor jou? Wat houd je bezig? Waar heb je vragen over? Waar loop je tegenaan? Wat zou ik voor je kunnen betekenen? Vermijd mogelijke oordelen.'
|
2. | | Houd het neutraal: 'Wanneer je bij iemand binnenkomt van wie je twijfelt of hij man of vrouw is, zeg dan "goedemorgen" in plaats van "goedemorgen mevrouw/meneer". Wanneer je wéét dat iemand transgender is en je twijfelt hoe je hem/haar moet aanspreken, vraag hier dan gewoon naar.
|
3. | | Vraag wat iemand van jou verwacht: 'Dus hoe iemand aangesproken wil worden, wat hij prettig vindt. Geef iemand de ruimte om er niet over te praten als hij dat niet wil, ook al weet je dat iemand in transitie is. Soms is het niet relevant voor de hulpvraag.'
|
4. | | Weet waar je de juiste informatie vandaan haalt: 'En dan heb ik het zowel over informatie voor je cliënt, zoals lotgenotencontact, belangengroepen en gespecialiseerde zorg, als voor jezelf als hulpverlener. Want het is logisch dat je niet alles weet en om raad moet vragen.'
|
5. | | Wees alert op pestgedrag: 'In groepen is het belangrijk om alert te zijn op grappen, opmerkingen, flauwe gebeurtenissen. Zorg dat je als organisatie uitstraalt dat iedereen welkom is. Bijvoorbeeld met een Regenboogvlag, maar ook in communicatie-uitingen. Bijvoorbeeld door ook afbeeldingen van trans personen te gebruiken. En in formulieren geen verplichte velden met alleen meneer mevrouw.'
|